De staat van duurzaam onderwijs 2025
Geplaatst op 29 september 2025

Duurzaamheid is een thema dat niet meer weg te denken is uit het maatschappelijk debat. Klimaatverandering, verlies van biodiversiteit en groeiende ongelijkheid stellen ons voor urgente uitdagingen. Het onderwijs, als voorportaal van de samenleving, speelt hierin een sleutelrol. Het rapport Staat van het Duurzaam Onderwijs 2025, uitgebracht door Coöperatie Leren voor Morgen en Collectief Natuurinclusief, biedt een gedetailleerd beeld van hoe Nederlandse onderwijsinstellingen momenteel werk maken van duurzaam onderwijs.
Waar de jaarlijkse Staat van het Onderwijs vooral focust op de klassieke pijlers van het onderwijssysteem, richt dit aanvullende rapport zich specifiek op de mate waarin duurzaamheid een plek heeft binnen dat systeem. Niet als een extra module, maar als een geïntegreerd onderdeel van visie, curriculum, pedagogiek, professionalisering en bedrijfsvoering: een benadering die bekend staat als de Whole School Approach (WSA).
Dit artikel vat de belangrijkste bevindingen uit het rapport samen, duidt deze in het bredere onderwijskundige landschap, en reflecteert op de kansen en uitdagingen die zichtbaar worden. Het laat zien waar het Nederlandse onderwijs stappen vooruit zet, waar het achterblijft ten opzichte van andere Europese landen, en welke handvatten er zijn voor verdere ontwikkeling.
De waarde van duurzaam onderwijs
Een kompas voor welzijn en brede ontwikkeling
Duurzaam onderwijs is veel meer dan een antwoord op maatschappelijke vraagstukken; het is een krachtige hefboom voor het welzijn en de ontwikkeling van leerlingen én docenten. Het rapport maakt duidelijk dat duurzaamheid niet slechts een inhoudelijk thema is, maar dat het invloed heeft op hoe jongeren de wereld beleven en hun plek daarin vinden. Dit raakt aan fundamentele doelen van onderwijs: jonge mensen toerusten voor een betekenisvol bestaan in een complexe wereld.
Een van de meest aansprekende inzichten uit het rapport is dat duurzaam onderwijs direct bijdraagt aan het mentale en fysieke welzijn van leerlingen. Door jongeren handelingsperspectief te bieden rondom maatschappelijke vraagstukken – zoals klimaatverandering of biodiversiteitsverlies – helpt het gevoelens van machteloosheid en klimaatstress te verminderen. Niet onbelangrijk, want cijfers laten zien dat drie kwart van de jongeren zich zorgen maakt over het klimaat, en één op de vijf daadwerkelijk klimaatstress ervaart. Duurzaam onderwijs maakt deze grote thema’s concreet en dichtbij, en stimuleert leerlingen om zelf in actie te komen. Dit versterkt veerkracht en hoop.
Ook buitenonderwijs blijkt hierin een krachtig element: lesgeven in en met de natuur verbetert niet alleen het mentale welzijn, maar ook concentratie, zelfbeheersing en sociale relaties. Het rapport verwijst naar diverse studies die aantonen dat leerlingen minder stress ervaren en beter presteren als ze regelmatig in een groene leeromgeving verkeren. Tegelijkertijd zijn er positieve effecten op het fysieke welzijn, zoals een betere motorische ontwikkeling en een lager risico op gezondheidsproblemen.
Duurzaam onderwijs als motor voor leerprestaties
Een ander belangrijk punt uit het rapport is dat duurzaam onderwijs niet alleen bijdraagt aan welzijn, maar ook aan leerprestaties. In de discussie over taal- en rekenachterstanden wordt soms vergeten dat betekenisvolle contexten een essentieel ingrediënt zijn voor goed leren. Duurzaam onderwijs biedt die context. Het verbindt abstracte kennis aan concrete situaties in de omgeving van leerlingen, waardoor leerstof beter beklijft. Dit sluit aan bij wat we weten over ervaringsgericht leren: leerlingen die betrokken zijn bij relevante maatschappelijke vraagstukken, leren dieper en duurzamer.
Specifiek buitenonderwijs versterkt dit effect nog eens. Het rapport beschrijft dat leerlingen buiten beter geconcentreerd zijn, lesstof makkelijker opnemen en creatiever denken. Daarbij ervaren ze meer autonomie en zelfvertrouwen, wat weer bijdraagt aan hun motivatie en leerrendement.
Werkgeluk van docenten: betekenisvol onderwijs
Ook docenten profiteren van duurzaam onderwijs. Het rapport onderstreept dat veel leraren gedreven worden door het verlangen om hun werk betekenisvol te maken. Duurzaam onderwijs sluit hier naadloos op aan: het biedt docenten de kans om bij te dragen aan actuele maatschappelijke thema’s en leerlingen voor te bereiden op een toekomst waarin duurzaamheid centraal staat.
Bovendien blijkt dat natuur en buitenonderwijs ook het werkgeluk van docenten vergroten. Het contact met de natuur vermindert stress en vergroot het plezier in het werk. Leerkrachten ervaren energie en voldoening wanneer zij lessen kunnen verzorgen in een groene omgeving, en wanneer zij merken dat hun onderwijs echt verschil maakt voor leerlingen en de wereld om hen heen.
Verweven met maatschappelijke transities
Duurzaam onderwijs heeft tenslotte een directe relatie met maatschappelijke uitdagingen. Het rapport benadrukt dat iedere leerling – ongeacht zijn of haar toekomstige beroep – een rol speelt als wereldburger. Of iemand nu automonteur, zorgverlener of politicus wordt, kennis en vaardigheden op het gebied van duurzaamheid zijn onmisbaar. Internationaal erkende kaders, zoals UNESCO’s Education for Sustainable Development en de European Green Deal, onderstrepen deze verantwoordelijkheid van het onderwijs.
Daarmee draagt duurzaam onderwijs bij aan zowel burgerschapsvorming als aan de arbeidsmarkt van de toekomst. Leerlingen ontwikkelen niet alleen kennis, maar ook betrokkenheid en handelingscompetentie. Dit helpt hen om een actieve rol te spelen in een wereld die voor grote transities staat.
Houdingen ten aanzien van duurzaam onderwijs
Het rapport Staat van het Duurzaam Onderwijs 2025 laat zien dat er een brede, maatschappelijke consensus groeit over het belang van duurzaamheid in het onderwijs. Zowel politiek, leerlingen, docenten als werkgevers onderstrepen de noodzaak om duurzaamheid structureel te verankeren. Tegelijkertijd is die consensus nog kwetsbaar en ongelijk verdeeld. De houdingen en verwachtingen van deze groepen worden hieronder samengevat en van context voorzien.
Politieke steun: brede consensus, maar weinig verplichting
Het rapport signaleert dat vrijwel alle partijen het belang van duurzaam onderwijs erkennen, maar dat deze steun zich nog onvoldoende vertaalt naar harde verplichtingen of financiering. Anders dan bijvoorbeeld in Frankrijk of Spanje, waar duurzaamheid wettelijk is vastgelegd in onderwijsdoelen, kiest Nederland voor een minder dwingende benadering. De actualisatie van de kerndoelen en examenprogramma’s biedt wel perspectief: duurzaamheid is daarin nadrukkelijk als thema opgenomen. Maar zolang deze doelen nog niet formeel zijn vastgesteld, blijft de verankering kwetsbaar en afhankelijk van vrijwillige inzet van scholen.
Dit ad hoc-karakter is typerend voor de Nederlandse onderwijscultuur, waarin autonomie van scholen voorop staat. Tegelijkertijd roept dit vragen op over de houdbaarheid en schaalbaarheid van duurzame initiatieven. Zonder duidelijke kaders of stimulerende maatregelen blijft duurzaam onderwijs vaak beperkt tot losse projecten of de inzet van bevlogen individuen.
Duiding: De politieke steun vormt een belangrijke randvoorwaarde, maar blijft te vrijblijvend. Wil duurzaam onderwijs echt doorbreken, dan is structurele beleidsmatige borging nodig. Hier ligt een kans bij de actualisatie van de kerndoelen, maar ook bij subsidies en stimuleringsregelingen die duurzame initiatieven op schoolniveau ondersteunen.
Leerlingen: betrokkenheid en handelingsperspectief
De belangstelling voor duurzaamheid onder leerlingen is groot. Het rapport verwijst naar diverse onderzoeken waaruit blijkt dat jongeren zich zorgen maken over het klimaat en andere maatschappelijke vraagstukken. Tegelijkertijd ervaren zij vaak een gebrek aan handelingsperspectief. Duurzaam onderwijs kan juist hierin voorzien: het geeft leerlingen de middelen om hun zorgen om te zetten in actie en constructieve bijdragen.
Opvallend is dat het enthousiasme van leerlingen vooral groot is wanneer duurzaamheid niet alleen als theoretisch onderwerp wordt behandeld, maar ook praktijkgericht en ervaringsgericht wordt aangeboden. Buitenonderwijs, projecten, stages of challenges waarin leerlingen zelf invloed kunnen uitoefenen, worden als het meest betekenisvol ervaren.
Duiding: De stem van leerlingen vormt een belangrijke drijvende kracht achter duurzaam onderwijs. Het rapport maakt duidelijk dat jongeren niet alleen vragen om meer kennis over duurzaamheid, maar ook om betrokkenheid bij concrete activiteiten. Dit vraagt van scholen dat zij duurzaamheid niet beperken tot de lesinhoud, maar ook ruimte geven aan leerlingparticipatie en praktijkervaringen.
Docenten: motivatie, maar beperkte capaciteit
Onder docenten leeft een vergelijkbare behoefte aan betekenisvol onderwijs, maar ook zorgen over werkdruk en capaciteit. Het rapport laat zien dat veel leraren intrinsiek gemotiveerd zijn om duurzaamheid te integreren in hun lessen. Zij zien het als een kans om relevant onderwijs te bieden en bij te dragen aan de ontwikkeling van hun leerlingen als wereldburgers.
Toch geeft een groot deel van de docenten aan onvoldoende tijd, middelen en scholing te hebben om dit structureel vorm te geven. Duurzaam onderwijs vraagt vaak om een andere manier van werken: thematisch, vakoverstijgend en projectmatig. Niet iedere docent voelt zich daarin voldoende toegerust. De bestaande professionaliseringsmogelijkheden op het gebied van duurzaamheid zijn bovendien versnipperd en veelal optioneel.
Duiding: De motivatie bij docenten is aanwezig, maar zij hebben ondersteuning nodig om duurzaam onderwijs duurzaam te kunnen dragen. Dit vraagt om een structureel aanbod van bijscholing en om integratie van duurzaamheid in strategisch personeelsbeleid. Scholen die dit goed organiseren, zorgen niet alleen voor betere implementatie, maar ook voor behoud van werkplezier bij hun medewerkers.
Werkgevers: groeiende verwachtingen
Ook vanuit het bedrijfsleven en andere werkgevers groeit de roep om meer aandacht voor duurzaamheid in het onderwijs. Het rapport wijst op het toenemende belang van duurzaamheidscompetenties op de arbeidsmarkt. Werkgevers verwachten dat toekomstige werknemers niet alleen vakinhoudelijke kennis hebben, maar ook over vaardigheden beschikken zoals systeemdenken, samenwerken aan complexe vraagstukken en het meenemen van duurzaamheid in besluitvorming.
Initiatieven zoals de Sustainable Development Goals (SDG’s) en de European Skills Agenda versterken deze verwachtingen. In sommige sectoren – bijvoorbeeld de bouw, energie of zorg – worden duurzame vaardigheden al als essentieel gezien voor beroepsbekwaamheid.
Duiding: De koppeling tussen onderwijs en arbeidsmarkt maakt duurzaam onderwijs relevanter dan ooit. Tegelijkertijd vraagt dit om afstemming tussen onderwijsinstellingen en het werkveld, zodat duurzaamheidscompetenties niet alleen in keuzedelen of projecten opduiken, maar breed worden meegenomen in de voorbereiding op verschillende beroepen.
De Whole School Approach: duurzaamheid in alle facetten van het onderwijs
De Whole School Approach (WSA) vormt het hart van het rapport Staat van het Duurzaam Onderwijs 2025. Deze benadering gaat ervan uit dat duurzaamheid niet iets is wat je in een los vak of project plaatst, maar dat het doordringt in álle aspecten van het onderwijs: van visie tot bedrijfsvoering. Het rapport brengt in kaart hoe Nederlandse onderwijsinstellingen op elk van deze zes facetten scoren.
Visie: nog weinig verankerd
Op het gebied van visie constateert het rapport dat duurzaamheid op veel scholen wel aandacht krijgt, maar zelden expliciet in de schoolvisie is opgenomen. Minder dan een derde van de scholen heeft duurzaamheid structureel verwerkt in haar missie of strategisch beleid. Vaak blijft het bij losse projecten of initiatieven van bevlogen docenten, zonder dat deze deel uitmaken van een breed gedragen koers.
Een opvallend verschil is zichtbaar tussen onderwijssectoren: in het mbo en hoger onderwijs komt duurzaamheid vaker terug in strategische beleidsstukken dan in het primair of voortgezet onderwijs. Daar is het vaak afhankelijk van individuele schoolleiders of teamleden.
Duiding: Een gedeelde visie is cruciaal voor de duurzame verankering van duurzaamheid in het onderwijs. Zolang duurzaamheid vooral op projectniveau plaatsvindt, blijft het kwetsbaar en persoonsgebonden. Juist een strategische inbedding kan zorgen voor continuïteit, schaal en verbinding tussen de verschillende facetten van de WSA. De lopende actualisatie van de kerndoelen biedt hierin een kans, mits scholen dit vertalen naar hun eigen missie en visie.
Curriculum: groeiende aandacht, maar versnipperd
In het curriculum zien we de meeste beweging. Steeds meer scholen integreren duurzaamheidskennis en -vaardigheden in hun lesaanbod. Dat gebeurt in vakken als aardrijkskunde, biologie en maatschappijleer, maar ook steeds vaker vakoverstijgend of in projectvorm. Met name in het mbo en hoger onderwijs zijn keuzedelen en minoren duurzaamheid gerelateerd.
Toch is het aanbod vaak versnipperd. Slechts een minderheid van de scholen heeft duurzaamheid structureel opgenomen in de kernvakken. Veel programma’s zijn afhankelijk van individuele docenten of externe projecten, zoals Eco-Schools of Groen Gelinkt. Hierdoor is er weinig consistentie tussen scholen en regio’s.
Duiding: Het curriculum vormt een belangrijk vehikel voor duurzaam onderwijs, maar vraagt om meer samenhang. De ontwikkeling van nieuwe kerndoelen en examenprogramma’s biedt hier perspectief, maar de uitdaging ligt in de vertaalslag naar concrete lespraktijk. Scholen die duurzaamheid thematisch en vakoverstijgend integreren, bieden leerlingen een breed handelingsperspectief.
Pedagogiek en didactiek: ervaringsgericht leren in opmars
Op het gebied van pedagogiek en didactiek groeit het besef dat duurzaamheidsvraagstukken vragen om andere vormen van leren. Het rapport signaleert dat steeds meer scholen inzetten op ervaringsgericht leren: buitenlessen, stages bij duurzame bedrijven, challenges of onderzoekend leren rond maatschappelijke thema’s. Dit stimuleert niet alleen kennisopbouw, maar ook betrokkenheid, samenwerking en creatief denken.
Tegelijkertijd is dit nog geen gemeengoed. Vooral in het funderend onderwijs blijft duurzaam onderwijs vaak beperkt tot incidentele projecten of lessen. Structurele vakoverstijgende didactiek is nog beperkt aanwezig, mede door organisatorische belemmeringen.
Duiding: Pedagogiek en didactiek zijn de motor voor het verbinden van kennis aan actie. Ervaringsgericht leren, systeemdenken en samenwerking over vakken heen versterken niet alleen duurzaamheidscompetenties, maar ook motivatie en leerrendement. Meer ondersteuning voor docenten in deze didactische aanpak is nodig.
Professionele ontwikkeling: incidenteel en versnipperd
De professionele ontwikkeling van docenten vormt een zwakke schakel in de WSA. Het rapport toont aan dat er weliswaar veel losse scholingsinitiatieven zijn – zowel binnen als buiten scholen – maar dat deze vaak incidenteel en optioneel zijn. Slechts een klein deel van de onderwijsinstellingen integreert duurzaamheid structureel in het professionaliseringsbeleid.
In het mbo en hoger onderwijs zijn er meer mogelijkheden voor bijscholing op het gebied van duurzaamheid, mede door initiatieven zoals het Centre for Sustainable Development in Higher Education. In het funderend onderwijs is het aanbod beperkter en vaak afhankelijk van externe partijen.
Duiding: Docenten zijn de sleutel tot duurzaam onderwijs, maar hebben ondersteuning nodig om dit goed vorm te geven. Professionalisering rond duurzaamheid moet niet optioneel zijn, maar een vast onderdeel van het personeelsbeleid. Dit vraagt om een aanbod dat aansluit op de specifieke context van scholen én samenwerking tussen onderwijssectoren.
Omgeving: netwerken en partnerschappen
Het leer-ecosysteem van scholen – de omgeving waarin zij opereren – biedt veel kansen voor duurzaam onderwijs. Het rapport signaleert een toename van netwerken en partnerschappen tussen scholen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en gemeenten. Voorbeelden hiervan zijn initiatieven rondom circulaire economie, natuurinclusieve landbouw of duurzame energie.
Toch blijven deze netwerken vaak regionaal versnipperd en afhankelijk van pioniers. Er is nog weinig sprake van landelijke afstemming of structurele samenwerking.
Duiding: Het versterken van het leer-ecosysteem vraagt om regie en ondersteuning, zodat netwerken niet afhankelijk blijven van toevallige initiatieven. Lokale samenwerking biedt waardevolle leerervaringen voor leerlingen en kan de impact van duurzaam onderwijs vergroten.
Gebouw en bedrijfsvoering: goed op weg
Op het gebied van gebouw en bedrijfsvoering laat het rapport zien dat onderwijsinstellingen flinke stappen zetten. Vooral op het gebied van energiebesparing, afvalscheiding en vergroening van de omgeving scoren veel scholen goed. In het mbo en hoger onderwijs zijn er zelfs instellingen die volledig energieneutraal opereren of circulaire bedrijfsvoering toepassen.
In het funderend onderwijs is het beeld gemengd. Veel basisscholen en middelbare scholen nemen wel besparende maatregelen, maar missen vaak de middelen of kennis om verdergaande stappen te zetten. Ook ontbreekt het soms aan een integrale benadering waarbij bedrijfsvoering wordt gekoppeld aan het onderwijsaanbod.
Duiding: De bedrijfsvoering biedt een tastbare ingang voor duurzaam onderwijs en kan het curriculum versterken. Wanneer leerlingen betrokken worden bij beslissingen over energiegebruik of voedselvoorziening, ontstaat er een leeromgeving waarin duurzaamheid zichtbaar en ervaarbaar is.
Conclusies en aanbevelingen
Het rapport Staat van het Duurzaam Onderwijs 2025 schetst een genuanceerd beeld van de huidige stand van zaken rond duurzaamheid binnen het Nederlandse onderwijs. Er is sprake van groeiende aandacht en positieve ontwikkelingen, maar deze zijn nog onvoldoende verankerd en vaak afhankelijk van bevlogen individuen en lokale initiatieven. Deze situatie maakt de beweging naar duurzaam onderwijs zowel hoopgevend als kwetsbaar.
Conclusies: kansen en kwetsbaarheden
De belangrijkste kansen liggen in het feit dat duurzaamheid breed wordt erkend als een waardevol en noodzakelijk onderdeel van het onderwijs. Politiek, leerlingen, docenten en werkgevers zien de urgentie en ondersteunen de beweging richting meer duurzaamheid. Er is bovendien een groeiend aanbod van lesmaterialen, netwerken en voorbeelden die laten zien hoe duurzaam onderwijs er in de praktijk uit kan zien.
De kwetsbaarheden zitten vooral in het ontbreken van structurele verankering. In veel gevallen blijft duurzaamheid beperkt tot losse projecten of activiteiten zonder dat deze ingebed zijn in de schoolvisie, het curriculum of het personeelsbeleid. Hierdoor ontstaat versnippering, afhankelijkheid van individuele docenten en verschillen tussen scholen en regio’s. Vergeleken met andere Europese landen loopt Nederland achter in het wettelijk verankeren van duurzaamheid in onderwijsdoelen en -structuren.
De zes facetten van de Whole School Approach laten elk hun eigen sterktes en zwaktes zien:
- Visie: Vaak ontbreken duurzaamheidsthema’s in strategische beleidsdocumenten.
- Curriculum: Groeiende aandacht, maar nog versnipperd en afhankelijk van keuzedelen of losse projecten.
- Pedagogiek en didactiek: Ervaringsgericht leren neemt toe, maar is nog geen gemeengoed.
- Professionele ontwikkeling: Veel incidenteel aanbod, maar nauwelijks structurele inbedding in personeelsbeleid.
- Omgeving: Netwerken en partnerschappen groeien, maar missen landelijke afstemming.
- Gebouw en bedrijfsvoering: Relatief goed op weg, maar kansen blijven liggen in integratie met onderwijspraktijk.
Aanbevelingen: naar een stevig fundament voor duurzaam onderwijs
Op basis van deze conclusies doet het rapport – en deze beschouwing – de volgende aanbevelingen om duurzaam onderwijs in Nederland verder te versterken en te verankeren:
- Veranker duurzaamheid in de schoolvisie en het strategisch beleid
Duurzaam onderwijs vraagt om een heldere koers. Scholen kunnen duurzaamheid expliciet opnemen in hun missie, strategisch plan en kwaliteitsbeleid. Dit zorgt voor continuïteit en maakt het makkelijker om initiatieven te koppelen aan andere ontwikkelingen, zoals burgerschapsonderwijs of de actualisatie van de kerndoelen. - Integreer duurzaamheid structureel in het curriculum
Maak duurzaamheid geen optioneel thema, maar een vast onderdeel van vakken en vakoverstijgende leerlijnen. Daarbij helpt het om niet alleen kennis over duurzaamheid aan te bieden, maar ook vaardigheden zoals systeemdenken, samenwerken en probleemoplossend werken te versterken. De actualisatie van de kerndoelen biedt hier kansen, maar vraagt om concrete vertaalslagen naar de praktijk. - Stimuleer vakoverstijgende pedagogiek en ervaringsgericht leren
Duurzame vraagstukken zijn complex en vragen om een integrale benadering. Stimuleer vormen van leren waarbij leerlingen aan de slag gaan met echte maatschappelijke vraagstukken, bijvoorbeeld via projectmatig werken, stages of challenges. Buitenonderwijs en samenwerking met de omgeving versterken dit. - Borg professionele ontwikkeling rond duurzaamheid
Maak duurzaamheid een vast onderdeel van het professionaliseringsbeleid. Zorg dat docenten toegang hebben tot scholing die past bij hun context en uitdagingen. Denk aan trainingen over systeemdenken, projectmatig werken of ervaringsgericht leren. Samenwerking tussen sectoren (po, vo, mbo, ho) kan hierin inspirerend werken. - Versterk netwerken en partnerschappen
Faciliteer samenwerking tussen scholen, bedrijven, maatschappelijke organisaties en overheden. Dit kan via regionale netwerken, maar ook via landelijke initiatieven die best practices delen en afstemming bevorderen. Zo ontstaat een stevig leer-ecosysteem waarin duurzaam onderwijs kan floreren. - Integreer bedrijfsvoering en onderwijspraktijk
Maak van de bedrijfsvoering geen losstaande pijler, maar een integraal onderdeel van het leerproces. Betrek leerlingen bij vraagstukken rond energie, afval, voedsel of mobiliteit binnen de school. Dit vergroot hun handelingsperspectief en verbindt theorie aan praktijk. - Beleid en wetgeving: meer dan vrijblijvendheid
De politiek heeft een belangrijke rol in het creëren van randvoorwaarden voor duurzaam onderwijs. De actualisatie van de kerndoelen is een eerste stap, maar ook stimuleringsregelingen, wetgeving en monitoring kunnen bijdragen aan verdere verankering. Hierbij kan Nederland leren van andere Europese landen die duurzaamheid steviger hebben ingebed in hun onderwijssysteem.
Slotbeschouwing
Duurzaam onderwijs is geen luxe, maar een noodzaak in het licht van de grote maatschappelijke transities die op ons afkomen. Het rapport Staat van het Duurzaam Onderwijs 2025 laat zien dat het Nederlandse onderwijs al veel in huis heeft om hieraan bij te dragen, maar dat verankering en samenhang nog ontbreken. De uitdaging voor de komende jaren is om duurzaamheid niet alleen in woorden, maar ook in daden en structuren stevig neer te zetten.
Door duurzaamheid breed te integreren in visie, curriculum, pedagogiek, professionalisering en bedrijfsvoering ontstaat een krachtige leeromgeving waarin leerlingen en docenten samen werken aan een rechtvaardige, veerkrachtige en duurzame samenleving. Zo wordt het onderwijs niet alleen toekomstbestendig, maar ook betekenisvol in het heden.
Dit artikel is geschreven met behulp van Ai op basis van het rapport De staat van het duurzaam onderwijs.
