Welke didactische principes voor het leren spellen van werkwoorden bij leerlingen in de bovenbouw van de basisschool zijn effectief?
Geplaatst op 2 juni 2022
Waarom werkwoordspelling moeilijk blijft – en hoe het beter kan
Werkwoordspelling lijkt op het eerste gezicht overzichtelijk. De regels liggen vast en zijn, in tegenstelling tot veel andere spellingscategorieën, vrijwel volledig gebaseerd op grammatica en niet op betekenis. Toch maken veel leerlingen fouten in de spelling van werkwoorden. Een algoritmische aanpak zoals het bekende ‘t kofschip’ helpt, maar blijkt in de praktijk niet voldoende. Wat is er nodig om leerlingen echt grip te geven op werkwoordspelling?
Wat maakt werkwoordspelling zo lastig?
De Nederlandse spelling is opgebouwd uit vier principes: het fonologisch principe (schrijf wat je hoort), het principe van gelijkvormigheid (schrijf gelijkvormige woorden hetzelfde), het etymologisch principe (behoud de oorsprong) en het morfologisch principe (vergelijken met andere woorden in dezelfde vormcategorie). De werkwoordspelling wordt sterk beïnvloed door het morfologisch principe, en juist dat maakt het ingewikkeld.
Veelvoorkomende problemen doen zich voor bij werkwoorden in de tegenwoordige tijd met stam op -d (zoals hij rijdt), bij werkwoorden die in de verleden tijd eindigen op -de(n) of -te(n) (zoals antwoordde), en bij voltooid deelwoorden op -d (zoals geverfd). Leerlingen verwarren bijvoorbeeld gebeurt met gebeurd of schrijven gekrabt in plaats van gekrabd vanwege de gelijkenis met gesnapt. Zulke fouten ontstaan onder meer doordat leerlingen zich laten leiden door klank (fonologie), frequentie of gelijkenis, en niet door de grammaticale regels die nodig zijn om de juiste vorm te bepalen.
De rol van grammaticale kennis
Om werkwoorden correct te spellen, moet een leerling weten met welk werkwoord hij te maken heeft, wat de persoonsvorm is, wat het onderwerp is, en of het enkelvoud of meervoud betreft. Dat vraagt grammaticale kennis: wat is de stam? Wat is de ik-vorm? Hoe vind je het onderwerp? En in welke tijd staat het werkwoord?
Veel leerlingen leggen die koppeling niet vanzelf. Ze ervaren spelling en grammatica als twee gescheiden vakken. Daarom is het essentieel dat leerkrachten tijdens spellinglessen expliciet de verbinding leggen met grammaticale begrippen. Bijvoorbeeld door vooraf samen te benoemen wat een persoonsvorm is, hoe je die vindt, en hoe die samenhangt met het onderwerp.
Een effectieve instructie begint dus niet bij de spellingregel, maar bij het herkennen en benoemen van de grammaticale structuur van de zin. Pas daarna is het zinvol om regels als het ‘t kofschip toe te passen.
Algoritme of analogie?
In het spellingonderwijs worden twee instructieprincipes gebruikt: de algoritmische methode en de analogiebenadering. De algoritmische methode gebruikt beslisschema’s en regels. De bekendste is het ‘t kofschip, dat helpt bij het bepalen van de juiste uitgang in de verleden tijd en bij voltooid deelwoorden. De analogiemethode gaat uit van voorbeelden: je leert dat strandde met -de wordt gespeld omdat ook brandde met -de wordt geschreven.
Onderzoek laat zien dat de algoritmische methode effectiever is dan de analogiebenadering, zeker in groepsverband. Toch is de algoritmische aanpak niet afdoende. Leerlingen passen de regels niet altijd goed toe, en maken fouten wanneer de grammaticale context ingewikkeld wordt – bijvoorbeeld bij lange zinnen of wanneer het onderwerp ver van de persoonsvorm staat. Ook laten ze zich vaak leiden door de meest voorkomende vorm van een woord (frequentie-effect), of door gelijkenis met andere woorden.
Meer dan regels: integratie en taalbeschouwing
Wat helpt wél? Een combinatie van grammatica, spelling én taalbeschouwing. Leerlingen hebben inzicht nodig in de principes die aan de werkwoordspelling ten grondslag liggen, én in hun eigen denkprocessen.
Allereerst is het belangrijk dat spelling en grammatica geïntegreerd worden aangeboden. In plaats van losse spellingsoefeningen is het effectiever om spellingregels aan te leren binnen de context van zinnen, teksten en schrijfopdrachten. Laat leerlingen bijvoorbeeld werkwoorden in hun eigen teksten analyseren, onderstrepen en corrigeren. Benoem samen het onderwerp, de persoonsvorm en de tijd. Zo wordt spelling functioneel en betekenisvol.
Daarnaast is taalbeschouwing van grote waarde. Dat betekent: samen met leerlingen nadenken over taal. Waarom is verbrandt juist, en verbrand niet? Wat maakt gebeurt moeilijker dan loopt? Door het spellingonderwijs taalkundig te benaderen – bijvoorbeeld door de klankstructuur van werkwoorden uit te leggen of veelvoorkomende misverstanden te analyseren – krijgen leerlingen grip op de achterliggende logica. Anders blijft spelling een trucje, en dat is precies wat het niet moet zijn.
Praktische suggesties voor de klas
- Integreer grammatica en spelling: Begin spellinglessen met het benoemen van werkwoord en onderwerp. Oefen met zinnen waarbij de grammaticale analyse nodig is voor de spellingbeslissing.
- Gebruik beslisbomen, maar leg ze uit: Een hulpmiddel als het ‘t kofschip werkt alleen als leerlingen begrijpen wat een stam is en wat zwakke werkwoorden zijn. Laat ze zelf beslisbomen tekenen en becommentariëren.
- Zet in op taalbeschouwing: Bespreek met leerlingen waarom sommige vormen moeilijk zijn. Gebruik voorbeelden van fouten uit eigen werk of laat ze voorspellen welke vorm juist is – en waarom.
- Koppel spelling aan schrijven: Laat leerlingen bij het reviseren van hun teksten nadrukkelijk letten op werkwoordspelling. Laat ze fouten opsporen én verklaren.
- Oefen met verwarrende vormen: Geef speciale aandacht aan lastige paren zoals gebeurt/gebeurd, antwoordt/antwoordde, gesnapt/gekrabd. Gebruik ook verzonnen werkwoorden om het denkproces te oefenen zonder geheugensporen.
Conclusie
De Nederlandse werkwoordspelling is gebaseerd op regels, maar de toepassing ervan is allesbehalve vanzelfsprekend. Leerlingen maken veel fouten, zelfs als ze de regels kennen. Een algoritmische aanpak helpt, maar alleen in combinatie met grammaticale kennis, taalbeschouwing en betekenisvol oefenen.
Effectief werkwoordspellingonderwijs vraagt dus om meer dan het aanleren van een truc. Het vraagt om inzicht, verbinding en reflectie. Door spelling, grammatica en schrijfvaardigheid te integreren, ontwikkelen leerlingen niet alleen betere spellingsvaardigheden, maar ook een dieper taalbewustzijn. En dát is uiteindelijk waar het om draait.
Geraadpleegde bronnen
- Assink, E.M.H. (1985). Assessing spelling strategies for the orthography of Dutch verbs. British Journal of Psychology, 76, 353-363.
- Bakker-Peters, M., Zuidema, J., Bosman, A. & Neijt, A. (2017). De verenigbaarheid van didactische middelen en taalkundige spellinglogica bij Nederlandse werkwoorden. Tijdschrift voor Taalbeheersing, 39(1), 31-62.
- Bekker, A. (2014). Is het verdachte bekend of bekent en waarom zeggen we runtflees maar schrijven we rundvlees? Een verkenning naar de problemen van ’t kofschip als aspect van werkwoordspelling. Afstudeerscriptie.
- Bonset, H. (2010). Spelling in het onderwijs: hoe staat het ermee, en hoe kan het beter? Levende Talen Tijdschrift,11(3), 3-17.
- Bosman, A.M T., de Graaff, S., & Gijsel, M.A.R. (2005). Double Dutch: the Dutch spelling system and learning to spell in Dutch. In R.M. Joshi & P.G. Aron, Handbook of orthography and literacy (pp. 135-150). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
- Chamalaun, R.J.P.M. & Ernestus, M.T.C. (2018). Waarom krijgen leerlingen de Nederlandse werkwoordspelling zo moeilijk onder de knie? Levende Talen Magazine, 105(special), 46-51.
- Chamalaun, R.J.P.M., Ernestus, M.T.C., & Bosman, A.M.T. (2019a). The role of grammar in spelling homophonous regular verbs. Written Language & Literacy. Artikel ingediend voor publicatie.
- Chamalaun, R.J.P.M., Ernestus, M.T.C., & Bosman, A.M.T. (2019b). Teaching verb spelling: the underestimated role of grammar. The Journal of Experimental Education. Artikel in voorbereiding.
- Ernestus, M.T.C., Mak, W.M., & Baayen, R.H. (2005). Waar ’t kofschip strandt. Levende Talen Magazine, 92(6), 9-11.
- Ernestus, M.T.C. & Mak, W.M. (2005). Analogical effects in reading Dutch verb forms. Memory & Cognition, 33(7), 1160-1173.
- Kennisrotonde. (2018). Welke instructiemethodiek, met welke mate van zelfstandigheid van leerlingen, is effectief bij het aanleren van spellingsvaardigheden in de groepen 4 tot en met 8 van de basisschool? (KR. 371) Den Haag: Kennisrotonde.
- Sandra, D., Brysbaert, M., Frisson, S., & Daems, F. (2001). Paradoxen van de Nederlandse werkwoordspelling De logica van dt-fouten. De Psycholoog, 36(6), 282-287.
- Van den Bergh, H., Es, A. van, & Spijker, S. (2011). Spelling op verschillende niveaus: werkwoordspelling aan het einde van de basisschool en het einde van het voortgezet onderwijs. Levende Talen Tijdschrift, 1, 3–14.
