Wat zijn gunstige lestijden voor vmbo-leerlingen?

Geplaatst op 22 november 2017

Samenvatting

De puberteit heeft tot gevolg dat jongeren pas later op de avond behoefte aan slaap hebben, terwijl hun slaapbehoefte in aantallen uren op ruim 9 uur per nacht blijft. Pubers willen daarom in de ochtend wat langer slapen. Doordeweeks moeten scholieren vroeg hun bed uit om op tijd te zijn voor het eerste lesuur. Bij een deel van de scholieren leidt dat tot een gebrek aan slaap. Dat gebrek aan slaap beïnvloedt hun leerprestaties negatief. Onder bepaalde voorwaarden (namelijk dat de extra tijd wordt besteed aan extra slaap) kan het later starten van de lessen in het voorgezet onderwijs, bijvoorbeeld een uur of half uur, daarom bijdragen aan betere leerprestaties. Daarvan zullen vooral de leerlingen profiteren die behoren tot het chronotype ‘avondmens’.

De laatste jaren zijn er met regelmaat signalen dat de schooltijden in het voortgezet onderwijs niet optimaal aansluiten op het bioritme van pubers. Met name lesuren vroeg op de dag zouden niet passen bij de ontwikkelingen die zich in het brein van jonge adolescenten voltrekken.

De biologische klok, die onder andere ons slaap-waak-ritme reguleert, heeft niet bij ieder mens een cyclus van 24 uur. Voor sommige mensen is die cyclus korter. Deze mensen zijn eerder aan slaap toe en staan vroeger weer op: de zogenoemde ochtendmensen. Voor sommigen is de cyclus langer. Zij zijn pas later op de dag aan slaap toe en slapen ’s ochtend langer: de zogenoemde avondmensen. ‘Ochtendmens’ en ‘avondmens’ worden aangeduid als chronotypes: het geeft aan in hoeverre de interne klok aansluit bij de externe (sociale) klok. Het chronotype van een persoon is afhankelijk van diens genetische achtergrond en ontwikkelingsfase

Slaaptekort

Nagenoeg alle kinderen beginnen als ‘ochtendmensjes’. Ze zijn ’s avonds vroeg moe en zijn ’s ochtends vroeg wakker. Vanaf hun twaalfde jaar veranderen ze onder invloed van hormonale veranderingen in avondmensen. Pubers vallen laat in slaap, maar dat betekent niet dat hun slaapbehoefte in aantallen uren afneemt. Tot aan hun twintigste levensjaar hebben adolescenten een slaapbehoefte van gemiddeld ruim 9 uur. Pubers zouden gemiddeld genomen later wakker (willen) worden. Omdat de sociale omgeving (waaronder school) vraagt dat ze toch ‘op tijd’ weer opstaan, ontstaat bij in ieder geval een deel van de pubers een slaaptekort.

Daarnaast kan het gebruik van smartphones, tablets en computers er ook voor zorgen dat jongeren later inslapen. Door het blauwe licht worden ze minder snel slaperig. Dit heeft waarschijnlijk hooguit een versterkend effect op slaapgebrek onder pubers en is geen zelfstandige verklaring.

Adolescenten slapen minder uren dan ze eigenlijk nodig hebben. Middelbare scholieren krijgen onvoldoende slaap en dat is een chronisch en internationaal wijd verbreid probleem.

Slapen en leren

Er is een sterke relatie is tussen de hoeveelheid slaap en de leerprestaties. Het onthouden van slaap leidt tot een verslechtering van cognitieve prestaties en het optimaliseren van slaap tot een verbetering daarvan.

Een recente Nederlandse studie laat zien dat scholieren die tot het type ‘avondmens’ behoren en scholieren die doordeweeks relatief kort slapen, gemiddeld genomen slechtere cijfers behalen. Daarnaast blijkt dit effect sterker wanneer een toets vroeg op de dag wordt afgenomen. Voor de avondmens-chronotypes pakken die toetsen vroeg op de dag het meest nadelig uit. Toetsen later op de dag (in de laatste lesuren) blijken juist nadelig voor de ochtendmens-chronotypes.

Begintijd school

Later beginnen op middelbare scholen maakt een betere aansluiting tussen de sociale en biologische klok van pubers mogelijk. De verwachting is dat dit resulteert in betere schoolprestaties. Een verschuiving van een half uur of een uur kan al effectief zijn. Er zijn daarbij wel twee kanttekeningen te maken. Een latere aanvangstijd van de school betekent niet dat een puber die tijd ook altijd kan omzetten in slaap, bijvoorbeeld omdat andere gezinsleden wel eerder opstaan. En het kan zijn dat door later naar school te gaan, pubers ’s avonds juist langer actief blijven en later naar bed gaan.

Uitgebreide beantwoording

Opgesteld door: Sjerp van der Ploeg
Vraagsteller: docent voortgezet onderwijs

Vraag

Wat zijn voor leerlingen in (de onderbouw van) het vmbo de meest gunstige tijdstippen op de dag voor het inplannen van de lessen om een zo groot mogelijke bijdrage aan hun leerprestaties te kunnen leveren?

Is daarbij een effect van bijvoorbeeld een verschuiving van de start van de lessen van 8.30u naar 9.00u aanwijsbaar?

Als specifiek gunstige tijdstippen zijn voor de gemiddelde leerprestaties, is er dan ook nog iets bekend over de spreiding tussen (groepen) leerlingen?

Kort antwoord

De puberteit heeft tot gevolg dat jongeren pas later op de avond behoefte aan slaap hebben terwijl hun slaapbehoefte in aantallen uren op ruim 9 uur per nacht blijft. Pubers hebben daarom de behoefte om in de ochtend wat langer te slapen. Doordeweeks moeten scholieren vroeg hun bed uit om op tijd te zijn voor het eerste lesuur. Bij een deel van de scholieren leidt dat tot een gebrek aan slaap. Dat gebrek aan slaap beïnvloedt hun leerprestaties negatief. Onder bepaalde voorwaarden (namelijk dat de extra tijd wordt besteed aan extra slaap) kan het later starten van de lessen in het voorgezet onderwijs, bijvoorbeeld een uur of half uur, daarom bijdragen aan betere leerprestaties. Daarvan zullen vooral de leerlingen profiteren die behoren tot het chronotype ‘avondmens’.

Toelichting antwoord

De laatste jaren zijn er met regelmaat signalen dat de schooltijden in het voortgezet onderwijs niet optimaal aansluiten op het bioritme van pubers. Met name lesuren vroeg op de dag zouden niet passen bij de ontwikkelingen die zich in het brein van jonge adolescenten voltrekken. Centrale elementen in de literatuur over dit onderzoeksonderwerp zijn slaapgebrek onder pubers en de invloed van dat slaapgebrek op schoolprestaties.

De biologische klok, die onder meer ons slaap-waak-ritme reguleert, heeft niet bij ieder mens een cyclus van 24 uur. Voor sommige mensen is die cyclus korter. Deze mensen zijn eerder aan slaap toe en staan vroeger weer op: de zogenaamde ochtendmensen. Voor sommigen is de cyclus langer. Zij zijn pas later op de dag aan slaap toe en slapen ’s ochtend langer: de zogenaamde avondmensen. Deze aanduidingen ‘ochtendmens’ en ‘avondmens’ worden in de literatuur aangeduid als chronotypes: het geeft aan in hoeverre de interne klok aansluit bij de externe (sociale) klok (Van der Vinne e.a. 2015). Het chronotype van een persoon is afhankelijk van diens genetische achtergrond en van diens ontwikkelingsfase.

Het aspect van de ontwikkelingsfase is relevant voor de verklaring van het slaapgebrek onder pubers. Nagenoeg alle kinderen beginnen als ´ochtendmensjes´. Ze zijn ’s avonds vroeg moe en zijn ’s ochtends vroeg wakker. Vanaf hun twaalfde jaar veranderen ze onder invloed van hormonale veranderingen in avondmensen. Ze hebben steeds later op de dag behoefte aan slaap en worden ´s ochtends moeilijk wakker. Rond hun twintigste levensjaar bereikt dit ontwikkelingsproces zijn einde en vanaf dan bepaalt vooral de genetische aanleg als welk chronotype ze vervolgens door het leven gaan: ochtendmens, avondmens of iets daar tussenin (Pieper en Siersema, 2013).

Omdat pubers voornamelijk avondmensen zijn, vallen ze laat in slaap. Later slapen betekent echter niet dat hun slaapbehoefte in aantallen uren afneemt. Longitudinaal laboratoriumonderzoek heeft laten zien dat tot aan het bereiken van hun twintigste levensjaar adolescenten (waaronder de pubers) een slaapbehoefte van gemiddeld ruim 9 uur hebben. Dat daalt naar ongeveer 7,5 à 8 uur als ze volwassen zijn (Wolfson en Caskardon, 1998). De combinatie van de verschuiving van de biologische klok waardoor pubers later op de dag slaapbehoefte hebben en de min of meer vaste behoefte aan 9 uur slaap per nacht, betekent dat pubers gemiddeld genomen later wakker (willen) worden. Omdat de sociale omgeving (waaronder school) desondanks vraagt dat ze toch ´op tijd´ weer opstaan (om bijvoorbeeld naar hun eerste lesuur te gaan), ontstaat bij in ieder geval een deel van de pubers een slaaptekort.

Naast het verschuivende chronotype is overigens recent in de onderzoeksliteratuur ook het gebruik van smartphones, tablets en computers als oorzaak naar voren geschoven voor het verklaren van het verschuiven van het moment van inslapen onder jongeren (Owens, 2014, p. 924). Het blauwe licht van deze apparaten draagt bij aan het later optreden van slaperigheid. Het feit echter dat onderzoek naar slaapgebrek onder pubers al in de jaren negentig plaatsvond, doet vermoeden dat het gebruik van elektronische apparatuur hooguit een versterkend effect heeft op slaapgebrek onder pubers maar niet als zelfstandige verklaring kan dienen.

Owens (2014) presenteert een overzicht van een groot aantal recente onderzoeksbevinding over slaaptekort bij adolescenten. Daaruit blijkt dat adolescenten minder uren slapen dan ze eigenlijk nodig hebben. Dat blijkt uit de in onderzoeken vastgestelde korte slaapperiodes van adolescenten, bewijs voor slaperigheid overdag, middagdutjes, zeer lang (uit)slapen in het weekend, de behoefte aan hulp bij het wakker worden maar ook het gebruik van maatregelen om wakker te blijven (cafeïne). Haar conclusie daaruit is dat middelbare scholieren onvoldoende slaap krijgen en dat het daarbij gaat het om een chronisch en internationaal wijd verbreid probleem.

Naar de effecten van slaapgebrek op (school)prestaties is veel empirisch onderzoek verricht. In hun overzichtsstudie constateren Curcio e.a. (2006) dat er een duidelijke relatie bestaat tussen slapen, geheugenprocessen en leren. Veel van de door hen onderzochte studies hebben weliswaar betrekking op correlaties tussen slapen en leerprestaties (waardoor de vraag naar causaliteit niet altijd beantwoord kan worden) maar er zijn ook diverse studies waarbij in experimentele situaties de slaapschema van proefpersonen zijn gemanipuleerd om daarvan de effecten te onderzoeken. De uitkomsten uit deze studies suggereren volgens de auteurs dat er een sterke relatie is tussen de hoeveelheid slaap en de leerprestaties.

Leerlingen met betere gemiddelde cijfers rapporteren vaker een regelmatig slaappatroon, meer uren slaap tijdens de week, minder grote verschillen in slaappatroon tussen weekdagen en weekenddagen, een hogere slaapkwaliteit (meer diepe en ononderbroken slaap) dan leerlingen met lagere gemiddelde cijfers. Verder blijkt dat in studies waar de onderzoekkers de slaap van proefpersonen konden beïnvloeden dat het onthouden van slaap tot een verslechtering van cognitieve prestaties leidt en het optimaliseren van slaap tot een verbetering daarvan.

Een recente Nederlandse studie voegt daar nog een aantal interessante resultaten aan toe. Van der Vinne e.a. (2014) rapporteren over een onderzoek onder Nederlandse scholieren waarbij ze niet alleen de cijfers van leerlingen gebruiken maar ook het moment van een toets op de dag en het chronotype van de scholieren. Dat leidt tot de bevinding dat scholieren die tot het type ‘avondmens’ behoren en scholieren die doordeweeks relatief kort slapen, gemiddeld genomen slechtere cijfers behalen. Daarnaast blijkt dat dit effect sterker is wanneer een toets vroeg op de dag wordt afgenomen. Voor de avondmens-chronotypes pakken die toetsen vroeg op de dag het meest nadelig uit. Toetsen later op de dag (in de laatste lesuren) blijken juist nadelig voor de ochtendmens-chronotypes.

Op basis van bovenstaande concluderen we met diverse auteurs dat het verschuiven van de begintijden van scholen voor voortgezet onderwijs naar een later tijdstip in ieder geval de mogelijkheid schept voor een betere aansluiting tussen de sociale en biologische klok van pubers. De verwachting is dat dat resulteert in betere schoolprestaties. Een verschuiving van een half uur of een uur kan daarbij al effectief zijn. Er horen daarbij wel twee kanttekeningen.

In de eerste plaats zal niet altijd een latere aanvangstijd van de school betekenen dat een puber binnen het systeem van het gezin de mogelijkheid krijgt om die tijd ook om te zetten in slaap. Het feit dat andere gezinsleden wel eerder opstaan en bijvoorbeeld ouders die hun (jonge) pubers onder toezicht willen laten ontbijten kan ertoe leiden dat de mogelijke slaapwinst niet ten volle wordt benut. In de tweede plaats is niet bekend of een latere aanvangstijd pubers er op grote schaal toe gaat bewegen ’s avonds langer actief te blijven (al dan niet met elektronische apparatuur) om vervolgens nog later naar bed te gaan, wat eveneens de mogelijke slaapwinst inperkt.

Geraadpleegde bronnen

Heb je vragen over dit thema? Stel ze in de onderwijs community binnen de Wij-leren.nl Academie!

Gerelateerd

Webinar
Executieve functies een nieuwe hype?
Executieve functies een nieuwe hype?
Webinar met Emiel van Doorn
Wij-leren.nl Academie 
Cursus
Meisjescoach
Meisjescoach
Stimuleer de persoonlijke ontwikkeling van meiden
Medilex Onderwijs 
Flexibel puberbrein
Flexibel Puberbrein .
Yvonne van Sark
Motivatie vmbo
Training helpt leraren vmbo-leerlingen te motiveren
Annemieke Top
Ontwikkeling hersenen
Ontwikkeling hersenen
Sieneke Goorhuis
Aan de slag met flexibele schooltijden
Anders organiseren met flexibele schooltijden: Ander onderwijs of onderwijs anders organiseren?
Lidwien Kok
Pittige pubers
Pittige pubers - Opvoeden van je puber met ADHD of autisme
Marleen Legemaat
Puberbrein binnenstebuiten
Puberbrein binnenstebuiten
Helèn de Jong
Pubermania
Pubermania - Inspirerend opvoeden
Helèn de Jong
Executieve functies in de klas
Executieve functies in de klas - praktische gids voor leerkrachten
Arja Kerpel

Wij-leren.nl Academie

Inschrijven nieuwsbrief

Inschrijven nieuwsbrief



Inschrijven nieuwsbrief

Zelfregulatie in een video van één minuut uitgelegd
Zelfregulatie in een video van één minuut uitgelegd
redactie
[extra-breed-algemeen-kolom2]



puberteit
zelfregulatie

 

Mis geen bijdragen

Inschrijven nieuwsbrief

Volg wij-leren.nl

Volg ons op LinkedIn Volg ons op twitter Volg ons op facebook Volg ons op instagram Volg ons op pinterest