Mbo-studenten beter laten presteren: Het belang van een afgestemde onderwijsaanpak
Geplaatst op 16 april 2018
Afstemmen op diversiteit: kenmerken van mbo-studenten en de rol van de pedagogisch-didactische aanpak
Dé mbo-student bestaat niet. Het mbo kent een grote diversiteit aan studenten. Die variatie komt onder andere door verschillen in vooropleiding, leeftijd, sociaaleconomische achtergrond, basisvaardigheden en motivatie. Ook de grote verscheidenheid aan opleidingen, niveaus en leerwegen draagt bij aan de heterogeniteit.
Het afstemmen van de pedagogisch-didactische aanpak op deze verschillen is belangrijk. Onderzoek in andere onderwijssectoren toont dat een aanpak die aansluit bij de behoeften en kenmerken van studenten het leren bevordert. Hoewel specifiek effectonderzoek voor het mbo nog schaars is, zijn er sterke aanwijzingen dat dit ook hier geldt.
Niveaus en leerwegen binnen het mbo
Binnen het mbo bestaan vier niveaus, elk met een eigen doelgroep, duur en opleidingsdoel. Daarnaast bestaan er twee leerwegen: de beroepsopleidende leerweg (BOL) en de beroepsbegeleidende leerweg (BBL).
Tabel 1. Niveaus mbo en aantal studenten per niveau (2016-2017)
Niveau | Naam | Toelichting | Studenten (aantal) | Studenten (%) |
Mbo 1 | Entreeopleiding | Voor jongeren zonder vooropleiding, gericht op werk of mbo 2 | 13.083 | 3% |
Mbo 2 | Basisberoepsopleiding | Uitvoerende functies, duur 1-2 jaar | 87.025 | 18% |
Mbo 3 | Vakopleiding | Zelfstandig uitvoerende beroepen, duur 2-3 jaar | 131.087 | 27% |
Mbo 4 | Middenkaderopleiding | Volledig zelfstandig werk, hbo-doorstroom mogelijk, duur 3-4 jaar | 261.103 | 53% |
Kenmerken van de mbo-populatie
Mbo-studenten verschillen onderling sterk. De onderstaande tabel geeft een overzicht van factoren die leerprestaties kunnen beïnvloeden:
Tabel 2. Kenmerken die prestaties mbo-studenten kunnen beïnvloeden
Categorie | Kenmerkende variabelen |
Structurele kenmerken | SES/opleidingsniveau/etniciteit ouders, sociaal kapitaal |
Algemene interactie gezin | Opvoedingsstijl |
Schoolse interactie gezin | Ouderbetrokkenheid, praten met ouders over school |
Algemene kenmerken studenten | Leeftijd, geslacht, gezondheid |
Schoolse kenmerken studenten | Vooropleiding, taal-/rekenvaardigheid, probleemoplossend vermogen, leerbehoeften, vsv, tevredenheid |
Studenten op mbo 1 en 2 verschillen gemiddeld genomen van studenten op niveau 4. Zo is het aandeel studenten met een lagere sociaaleconomische achtergrond groter op de lagere niveaus. Studenten op niveau 4 hebben vaker ouders met een hoger opleidingsniveau en beschikken over een breder sociaal netwerk. Ook leeftijdsvariatie is groot: veel studenten zijn jong, maar ook oudere volwassenen volgen mbo-onderwijs.
Daarnaast kampen relatief veel mbo-studenten met ondersteuningsbehoeften: in 2016 gaf 38% aan een beperking te hebben, zoals dyslexie, ADHD of psychische klachten. Ook zijn de taal- en rekenvaardigheden binnen de mbo-populatie sterk uiteenlopend.
Verschillen in leerbehoeften
Mbo-studenten verschillen in voorkeuren voor leren. Sommigen leren vooral door te doen, anderen willen eerst begrippen begrijpen. Vooral op lagere niveaus kampen studenten vaker met meervoudige problematiek en hebben ze behoefte aan structuur, korte instructies en bevestiging. Dit vraagt van docenten dat zij oog hebben voor individuele behoeften en hun aanpak hierop afstemmen.
In een eerder overzicht zijn de verschillen tussen mbo-niveaus samengebracht:
Tabel 3. Kenmerkend leergedrag per mbo-niveau
(bron: Groeneveld & Van Steensel, 2009)
Aspect | Mbo 1 | Mbo 2 | Mbo 3 | Mbo 4 |
Netwerkvorming | Geen verticale netwerkvorming | Weinig verticale netwerkvorming | Enkele tekenen verticale netwerkvorming | Enkele tekenen verticale netwerkvorming |
Economisch homogene vriendenkring | Economisch homogene vriendenkring | Horizontale netwerken dominant | Horizontale netwerken dominant | |
Leren & informatie | Moeite met zelfstandig werken | Moeite met zelfstandig werken | Iets minder moeite met zelfstandig werken | Meer vermogen tot zelfstandig werken |
verwerken | Weinig kritisch op bronnen | Weinig kritisch op bronnen | Kritischer t.a.v. bronnen | Kritischer t.a.v. bronnen |
Grote behoefte aan duidelijkheid | Grote behoefte aan duidelijkheid | Nog steeds behoefte aan duidelijkheid | Behoefte aan uitleg, maar meer zelfsturing | |
Onrealistisch zelfvertrouwen | Onrealistisch zelfvertrouwen | Kritischer op eigen vermogen | Kritischer op eigen vermogen |
De rol van de docent
Vanwege de diversiteit binnen het mbo zijn pedagogisch-didactische vaardigheden van groot belang. Docenten moeten verschillen kunnen herkennen en daarop inspelen. Volgens onderzoek (o.a. Hattie, Wubbels, Van Gennip) zijn effectieve docenten sterk in:
- relaties opbouwen,
- feedback geven,
- orde houden,
- inspelen op verschillen,
- betekenisvolle leerervaringen creëren.
Bij mbo-studenten is het extra belangrijk dat docenten zichtbaar maken hoe schoolvakken relevant zijn voor de beroepspraktijk. Dit vergroot de motivatie en draagt bij aan een positief leerklimaat.
Onderzoek naar pedagogisch-didactisch handelen in het mbo (Glaude et al., 2011) identificeert vijf kerntaken voor docenten:
- Ontwikkelen van een kennisbasis: Actuele beroepskennis kunnen overbrengen.
- Verbinden van kennis, vaardigheden en houding: Relevantie van leerstof duiden.
- Leren in realistische contexten: Praktijkervaringen benutten.
- Stimuleren van reflectie: Studenten leren zelf hun leerproces te sturen.
- Maatwerk leveren: Differentiëren in instructie en begeleiding.
Conclusie
Het mbo kent een sterk diverse studentenpopulatie. Onderzoek suggereert dat een pedagogisch-didactische aanpak die rekening houdt met deze diversiteit kan bijdragen aan betere leerresultaten en grotere motivatie. Er is echter nog weinig specifiek effectonderzoek binnen het mbo beschikbaar. Verdere studie is gewenst, maar het huidige inzicht biedt al belangrijke handvatten voor praktijkgericht en gedifferentieerd onderwijs.
Kernopgave | Toelichting |
Ontwikkelen van een kennisbasis voor het beroep | Het ontwikkelen van een stevige kennisbasis voor het beroep is lastig, door a) de nadruk op gedrag in de opleiding, b) de scheiding tussen leren op school en op de werkplek in de praktijk, c) de motivatie van studenten om vooral te leren hoe je iets moet doen in de beroepspraktijk. Mbo-docenten moeten ervoor zorgen dat ze voldoende overzicht en actuele kennis hebben van de beroepen waartoe ze opleiden. |
Ondersteunen deelnemers bij het integreren van kennis, vaardigheden en attitudes in het beroepshandelen | Het gaat hierbij om contextualisatie (toepassen van theoretische concepten in concrete taken), conceptualisatie (specifieke ervaringen in een theoretisch concept onderbrengen) en integratie (verbinden van kennis, vaardigheden en attitudes aan beroepstaken). Onderzoek laat zien dat mbo-docenten soms problemen hebben met het aansturen op leerprocessen gericht op het verbinden van kennis, vaardigheden en attitudes. Dit speelt ook nadrukkelijk bij de positionering van burgerschapsontwikkeling naast het perspectief van beroepskwalificering. |
Concreet vormgeven aan het leren aan en van de authentieke beroepspraktijk | Het mbo kent veel waarde toe aan het leren van studenten in zoveel mogelijk natuurgetrouwe situaties. Dit is noodzakelijk omdat studenten bepaalde kennis alleen in beroepssituaties kunnen leren. Echter, de beroepspraktijk is niet zomaar een geschikte leeromgeving. De kernopgave voor de mbo-docent is de beroepspraktijkervaringen te benutten als leerervaringen en deze te verbinden aan kennis, vaardigheden en houdingen die in schoolse situaties worden geleerd en andersom. |
Studenten leren reflecteren gericht op het opbouwen van zelfregulatievaardigheden | Het zelf reguleren van leren is voor mbo-studenten een belangrijke opgave. Het is belangrijk, omdat van een beroepsbeoefenaar zelfstandig handelen wordt gevraagd. Veel mbo-studenten vinden dit moeilijk, omdat reflectie op leerresultaten en strategie ontbreekt. Mbo-studenten hebben minder behoefte aan bezinning op hun aanpak. docenten vinden het lastig om zelfsturing adequaat te stimuleren, o.a. omdat ze het lastig vinden een goed evenwicht te vinden tussen sturen en overlaten |
Leveren van maatwerk op deelnemersniveau t.a.v. inhoud en begeleidingsvorm | Het mbo wordt, zoals hierboven beschreven, gekenmerkt door een heterogene deelnemerspopulatie (variatie in opleidingsniveau ouders, thuissituatie, geboorteland, samenstelling gezin en sekse), verschillen in de beheersing van basiskennis en –vaardigheden, een zeer heterogene beroepspraktijk (een scala aan beroepsvelden waarvoor wordt opgeleid), en een zeer divers opleidingsaanbod onderscheiden naar kwalificatieniveau, beroepsdomein en leerwegvariant. Deze dynamiek en diversiteit in behoeften, noodzaken, verlangens en mogelijkheden maken variatie in invulling van het primaire proces een must. Bovendien loopt de zone van naaste ontwikkeling – aangrijpingspunt om te komen tot leren – erg uiteen bij verschillende deelnemers. Een knelpunt bij het leveren van maatwerk/adaptiviteit is dat niet alle mbo-docenten het handelingsrepertoire hebben om studenten te begeleiden. |
Geraadpleegde bronnen
- Buisman, M. (2014). Rekenniveaus op het mbo: Nederlandse jongeren langs de internationale meetlat. ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
- Bruijn, E. de (2006). Adaptief beroepsonderwijs. Leren en opleiden in transitie. Oratie. Utrecht: Universiteit Utrecht.
- Bruijn, E. de & Leeman, Y. (2011). Authentic and self-directed learning in vocation education: Challenges to vocational educators. Teacher and Teacher Education, 27, 694-702.
- CBS Statline (2017). MBO; deelnemers, opleidingsrichting in detail en sector, leerweg, niveau. Geraadpleegd via http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=71798NED&D1=0-5&D2=a&D3=0,l&D4=0-2&D5=0&D6=0&D7=l&HDR=G5,T,G1,G4,G6&STB=G3,G2&VW=T
- Christoffels, I & Steehouder, P. (2015). Digitaal problemen oplossen in de 21ste eeuw; Hoe goed zijn mbo’ers toegerust? ’s-Hertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs.
- Cox & Van der Kooij (2016). Wat zijn de specifieke kenmerken van mbo-studenten niveau 3 voor curriculumontwerp? NRO Kennisrotonde.[IC1]
- Dronkers, J. (2008). Sociale ongelijkheid in het onderwijs. In R. Klarus & A. Dieleman. Wat is goed onderwijs? Bijdragen uit de onderwijssociologie (pp. 153-175). Den Haag: Lemma.
- Esch, W. van, Petit, R., Neuvel, J. & Karsten, S. (2011). Sociaal kapitaal in het mbo: slagboom of hefboom? Onderzoek onder mbo'ers en docenten. Den Bosch/Utrecht: ECBO.
- Gennip, H. van & Vrieze, G. (2008). Wat is de ideale leraar? Studie naar vakkennis, interventie en persoon. Nijmegen: Radboud Universiteit Nijmegen.
- Glaude, M., Berg, J. van den, Verbeek, F. & Bruijn, E. de (2011). Pedagogisch-didactisch handelen van docenten in het middelbaar beroepsonderwijs. Utrecht: ECBO.
- Glaude, M & Eck, E. van (2012). Lesgeven aan leerlingen op mbo-niveau 1 en 2. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.
- Groeneveld, M.J. & Steensel, K. van (2009). Kenmerkend mbo: Een vergelijkend onderzoek naar de kenmerken van mbo-leerlingen, vmbo-leerlingen en de generatie Einstein. Hilversum: Hiteq.
- Groot, A., Houtkoop, W., Steehouder, P. & Buisman, M. (2015). Taalniveaus op het mbo: De leesvaardigheid van Nederlandse mbo'ers in (inter)nationaal perspectief. 's Hertogenbosch: ECBO.
- Hiemstra, K., Schoones, J., Loor, O. de & Robijns, M. (2013). Omgaan met verschillen op het snijvlak van pedagogisch en didactisch handelen: Een verkenning. Utrecht: APS.
- JOB (2016). De JOB-monitor 2016. Amsterdam: JOB.
- Kunter, M. et al. (2013). [IC2] Professional competence of teachers: Effects on instructional quality and student development. Journal of Educational Psychology, 105, 805-820.
- Lesterhuis, M. (2010). De opvattingen van docenten die lesgeven aan mbo niveau 1 en 2. Masterscriptie. Utrecht: Universiteit Utrecht.
- LPBO (2006). Competentieprofiel leraar (v)mbo. Utrecht: LBPO.
- MBO Raad (2017). Het mbo, feiten en cijfers, studenten. Geraadpleegd via https://www.mboraad.nl/het-mbo/feiten-en-cijfers/studenten
- Meijnen, G.W. (2003). Onderwijsachterstanden in basisscholen. Leuven: Garant.
- Ministerie van OCW (2017). Kamerbrief bekendmaking nieuwe cijfers voortijdig schoolverlaten.
- Onderwijs in Cijfers (2017). Leerlingstromen in het voortgezet onderwijs. Geraadpleegd via https://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/voortgezet-onderwijs/deelnemersvo/leerlingenstromen
- Onderwijs in Cijfers (2017). Instroom in het middelbaar beroepsonderwijs. Geraadpleegd via https://www.onderwijsincijfers.nl/kengetallen/mbo/deelnemers-mbo/instroom-in-het-mbo
- Onderwijsinspectie (2016). Technisch rapport deel I – Onderwijskansen. Staat van het onderwijs 2014/2015. Utrecht: Onderwijsinspectie.
- Onderwijsinspectie (2017). Staat van het hoger onderwijs 2015/2016. Utrecht: Onderwijsinspectie.
- Onderwijsraad (2011). Goed opgeleide leraren voor het (voorbereidend) middelbaar beroepsonderwijs. Den Haag: Onderwijsraad.
- Panteia (2014). Monitor ouderbetrokkenheid po, vo en mbo. Zoetermeer: Panteia.
- Rijst, van der R., Bakker, M. & Duijn, G. van (2013). De praktijkschool van (v)mbo-leraren. Hoe goed bereiden wij leraren voor op de praktijk? Leiden: Universiteit Leiden, ICLON.
- Rooijen, K. van & Zoonen, M. (2012). Risicofactoren voor onderwijsachterstanden. Utrecht: NJI.
- Teitler, P. (2015). Lessen in orde in het MBO. Handboek voor de onderwijspraktijk. Bussum: Uitgeverij Coutinho.
- Veen, I. van., Wijers, D., Dikkers, A., Hornstra, L. & Peetsma, T. (2014). Een praktijkreviewstudie naar het motiveren van leerlingen met verschillende prestatieniveaus en sociale etnische achtergrond. Amsterdam: Kohnstamm Instituut (Rapport 924, projectnummer 20643).
- Wubbels, T., Brekelmans, M., Brok, P. den. & Tartwijk, J. (2006). An interpersonal perspective on Classroom Management in Secondary Classrooms in the Netherlands. In C. Evertson & C. Weinstein (Eds.), Handbook of Classroom Management: Research, Practice and Contemporary Issues (pp. 1161-1191). Mahawn NJ: Lawrence Erlbaum Associates.
Bijlage I. Typologie mbo-studenten per niveau (Groeneveld & Van Steensel, 2009)
| Aspect | Mbo 1 | Mbo 2 | Mbo 3 | Mbo 4 |
| Netwerkvorming | Vrijwel geen verticale netwerkvorming Economisch sterk homogene vriendenkring |
Economisch sterk homogene vriendenkring |
Economisch overwegend homogene vriendenkring | Enkele tekenen van verticale netwerkvorming, horizontale netwerken dominant Economisch overwegend homogene vriendenkring |
| Leren en informatie verwerken | Moeite met zelfstandig werken Weinig kritisch t.a.v. informatiebronnen Grote behoefte aan duidelijkheid Onrealistisch vertrouwen in eigen vermogen om informatie te verwerken Stellen weinig eisen aan docenten en praktijkopleiders | Moeite met zelfstandig werken Weinig kritisch t.a.v. informatiebronnen Grote behoefte aan duidelijkheid Onrealistisch vertrouwen in eigen vermogen om informatie te verwerken Stellen weinig eisen aan docenten en praktijkopleiders | Iets minder moeite met zelfstandig werken Kritischer t.a.v. informatiebronnen Behoefte aan duidelijkheid Kritischer over eigen vermogen tot informatieverwerking Stellen eisen aan docenten en praktijkopleiders | Meer vermogen tot zelfstandig werken Kritischer t.a.v. informatiebronnen Behoefte aan duidelijkheid Kritischer over eigen vermogen tot informatieverwerking Stellen eisen aan docenten en praktijkopleiders |
| Normen voor sociaal gedrag | Relatief sterke nadruk op homogeniteit in opvattingen en achtergrond bij selecteren vrienden Geringe nadruk op authenticiteit | Minder nadruk op homogeniteit in opvattingen bij selecteren vrienden Meer nadruk op authenticiteit | Minder nadruk op homogeniteit in opvattingen bij selecteren vrienden Meer nadruk op authenticiteit Nadruk op eerlijkheid en respect | Minder nadruk op homogeniteit in opvattingen bij selecteren vrienden Meer nadruk op authenticiteit Nadruk op eerlijkheid en respect |
| Leven online | Redelijk vaak online Gaming Gering gebruik van internet als informatiebron | Iets vaker online Gaming, chatten Gebruiken internet af en toe als informatiebron | Vaak online Chatting, sharing, self-publishing Entertainment via internet Internet meest gebruikte informatiebron | Vaakst online Chatting, sharing, self-publishing Entertainment via internet Internet meest gebruikte informatiebron |
| Maatschappelijke betrokkenheid | Weinig interesse in nieuws Nauwelijks actiegericht Weinig betrokkenheid bij problemen dichtbij | Meer interesse in nieuws Actiegericht Betrokken bij problemen dichtbij | Interesse in nieuws Actiegericht Betrokken bij problemen dichtbij | Interesse in nieuws Actiegericht Betrokken bij problemen dichtbij |
| Opleidingskeuze | Raadplegen weinig bronnen Minder zeker over keuze Relatief vaak spijt van keuze | Raadplegen weinig bronnen Minder zeker over keuze | Raadplegen bronnen in netwerk Redelijk zeker van keuze | Raadplegen bronnen in netwerk Redelijk zeker van keuze |
| Werk en beroepsbeeld | Hechten aan status Weinig zicht op eigen capaciteiten en mogelijkheden | Hechten minder aan status, minder aan authenticiteit Redelijk zicht op eigen capaciteiten en mogelijkheden Persoonlijkheid op arbeidsmarkt belangrijker dan kennis | Hechten aan authenticiteit, uitdaging, afwisseling, sociale contacten Zicht op eigen capaciteiten en mogelijkheden Persoonlijkheid op arbeidsmarkt belangrijker dan kennis | Hechten aan authenticiteit, uitdaging, afwisseling, sociale contacten Zicht op eigen capaciteiten en mogelijkheden, zonder overschatting Persoonlijkheid op arbeidsmarkt belangrijker dan kennis |
| Tevredenheid over school en werk/stageplek | Redelijk vaak ontevreden Voelen zich weinig ondersteund Vervelen zich vaak op werkplek | Op onderdelen kritisch over school Waarderen praktijkopleiders hoger dan docenten | Kritisch, hoge verwachtingen school Waarderen praktijkopleiders hoger dan docenten | Kritisch, hoge verwachtingen van school Waarderen praktijkopleiders hoger dan docenten |
