De rol van de begeleider tijdens buitenspelen
Mirka Janssen
Lector Bewegen in en om School bij Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO)
Geraadpleegd op 07-11-2025,
van https://wij-leren.nl/rol-begeleider-tijdens-buitenspelen.php
Laatst bewerkt op 29 september 2025

Dit artikel is geschreven in samenwerking met Wim van Gelder, Bastiaan Goedhart en Steven Mauw.
Het schoolplein is cruciaal in de ontwikkeling van kinderen omdat het dé plek is voor kinderen om hun motorische vaardigheden te ontwikkelen en ook voor het oefenen van sociale vaardigheden. Hierin heeft de begeleider op het schoolplein een grote rol. In deel 1 De vijf knoppen voor kwalitatief goed buitenspelen op de basisschool (Janssen en Mauw, 2024) wordt aandacht besteed aan timemanagement, structuur, materiaal en de koppeling met de gymles. In dit artikel zoomen we in op de actieve rol van de begeleider. Wie kan deze rol vervullen? Welke competenties heeft de begeleider nodig om het buitenspelen waardevol voor elk kind te laten zijn?
Wat houdt een actieve rol van de begeleider in?
Op veel schoolpleinen heerst nog een competitieve sfeer en geldt het recht van de sterkste. Om de (sociale en fysieke) veiligheid voor iedere leerling te waarborgen is de aanbeveling om begeleiders echt in de rol van speelbegeleider te zetten in plaats van in de rol van pleinwacht. Het verschil zit hem in de initiatie van de rol. De pleinwacht is een reactieve rol waarbij er vaak door een aantal begeleiders toezicht wordt gehouden en waarbij de begeleiders vaak brandjes moeten blussen. De speelbegeleider is een proactieve rol, waarbij begeleiders samenwerken in verschillende rollen en zo proactief zorgen voor een fijn pedagogisch klimaat op het plein waarbij er volop gespeeld en geleerd kan worden. Door een actieve rol aan te nemen, kunnen begeleiders gedrag op het schoolplein (positief) sturen. De begeleiders kunnen dat doen door te enthousiasmeren, een spel op te starten, te begeleiden en te participeren in spel. Hierdoor worden kinderen meer betrokken bij het spel en is de kans op (zelfstandige) herhaling van het spelen veel groter.
Wie kan deze rol vervullen?
Leerkrachten
De leerkracht heeft een natuurlijke status waardoor juist de meest kwetsbare kinderen zich gezien voelen. Ook is het een mooie manier voor de leerkracht om de leerlingen op een andere manier te zien dan in het klaslokaal. De kinderen zullen, na een actieve en fijne pauze, zich veel beter kunnen concentreren in de klas. Om de kinderen die niet makkelijk tot spel komen op gang te helpen, kunnen de leerkrachten in de klas (vlak voordat de pauze begint) de leerlingen vragen wat ze gaan doen tijdens het buitenspelen, met wie en met welk materiaal. Op deze manier worden de leerlingen geactiveerd alvast na te denken over het buitenspelen.
Juniorcoaches
Juniorcoaches zijn leerlingen, vaak uit de hogere groepen, die worden ingezet om het buitenspelen te begeleiden. Voorbeelden zien we bij de Sportiefste Basisscholen van Nederland (o.a. bij CBS De Waterhof in Delft). De juniorcoaches kunnen taken uitvoeren in materiaalbeheer en het helpen en stimuleren van andere kinderen op het schoolplein (peer-coaching). Oudere kinderen vinden het vaak leuk als ze bepaalde verantwoordelijkheden krijgen, tegelijkertijd hebben zij ook het recht op een pauze zonder taken en verantwoordelijkheden.
Op basisschool De Waterhof is er duidelijke opbouw in de inzet van juniorcoaches, beschrijft Nick Keijser in LO6 uit september 2022. Het begrip juniorcoaches wordt als eerste geïntroduceerd in de veilige setting van het speellokaal en de gymzaal, waar leerlingen kunnen oefenen in deze rol, alvorens zij het in de meer vrije situatie van het schoolplein moeten laten zien. Het moet een keuze zijn van de kinderen en niet een vlucht om in een andere rol wél te kunnen meedoen aan een spel. De inzet van juniorcoaches kan volgens de auteurs van dit artikel ook pas echt als er een duidelijke structuur en een veilig klimaat heerst op een plein. Daarnaast moeten de juniorcoaches begeleid worden door een volwassen begeleider die hier ook tijd en ruimte voor heeft.
Pedagogisch medewerker
De laatste jaren wordt er vaak een beroep gedaan op pedagogisch medewerkers om het buitenspelen op scholen te organiseren. Deze trend is zichtbaar sinds de invoering van het continurooster en scholen een zoektocht zijn gestart naar het moment van pauze voor de leerkrachten. Volgens de cao heeft een leerkracht recht op een half uur pauze tussen 10.00 en 14.00 uur. Met instemming van de medezeggenschapsraad mag dit ook twee keer een kwartier zijn. Om tegemoet te komen aan de pauze van leerkrachten gaan scholen samenwerkingen aan met verschillende organisaties. Het resultaat is dat op veel scholen pedagogisch medewerkers worden ingezet om de pauze in goede banen te leiden. De leerkrachten hebben op dat moment pauze en geven het pedagogische stokje over. Uiteraard is het voordeel dat leerkrachten op deze manier ‘ongestoord’ pauze kunnen houden.
Een voorwaarde hierin is dat de samenwerking tussen de opvangorganisatie en de school goed moet zijn en dat de pedagogisch medewerkers professionalisering hebben gevolgd om het buitenspelen te begeleiden. Te vaak zien we dat de pedagogisch medewerkers onderbemand op het schoolplein staan, waardoor zij niet in een begeleidende rol kunnen komen, maar in een reactieve rol. En dit is al een stuk lastiger voor hen, omdat de relatie met de kinderen vaak minder sterk is dan de leerkracht. Puur om het feit dat zij (een groot deel van) de kinderen alleen in de pauze zien.

Buurtsportcoach
De buurtsportcoach kennen we als de oude combinatiefunctionaris. Waar deze zich eerder op school bevond in de gymlessen om zo de verbinding te maken naar de sportvereniging, zien we de laatste tijd dat de buurtsportcoach ook structureel ingezet wordt op scholen. Vaak is de buurtsportcoach onderdeel van het ‘beweegteam’ op school, waar ook de vakdocent bewegingsonderwijs deel van uitmaakt. De buurtsportcoach heeft vaak een CIOS Sport en Bewegen of ALO-achtergrond. Dat maakt de buurtsportcoach uitermate geschikt om activiteiten voor te bereiden en te begeleiden.
Ouders
In sommige gevallen worden ouders gevraagd om een rol te vervullen bij het buitenspelen in de pauze. Meestal is dat om toezicht te houden, zodat de leerkrachten van hun welverdiende pauze kunnen genieten. Het blijft echter bijzonder dat scholen ervoor kiezen om ouders een taak te geven in de (pedagogisch) complexe opdracht van het buitenspelen. In veel gevallen staan ouders met een zekere mate van handelingsverlegenheid op het plein en komen – logischerwijs – niet veel verder dan reactief handelen. Veelal uit zich dat in het straffen van leerlingen die zich ‘niet gedragen’. In deze context zijn kinderen die veel ander gedrag vertonen meestal niet blij, voelen ouders frustratie en hebben leerkrachten soms ook het nakijken, bijvoorbeeld door gedoe in de klas na de pauze.
Gelukkig zijn er ook zeer aansprekende voorbeelden waarin ouders een absolute meerwaarde zijn op het schoolplein en bij het buitenspelen.
O.b.s. de Globe in Amsterdam is zo’n voorbeeld. Hier staan moeders uit de buurt elke dag op het plein tijdens de pauze. Ze vormen een hechte groep, kennen elkaar goed, delen ervaringen én snappen en spreken de taal van de straat. Ze zijn in staat om een relatie op te bouwen met de leerlingen die naar buiten komen en kunnen vanuit die positie ook begrenzen als het nodig is. De moeders zijn geschoold en hebben dus verstand van teams maken bij voetbal, van de regels van kingen, van de structuur die nodig is bij het eerlijk verdelen van het schommelen. Een voorwaarde is dat zij begeleid worden door leerkrachten van de school. Het is dus echt een samenwerking tussen leerkrachten en ouders.
Welke competenties zijn er nodig?
Het begeleiden van spel op het schoolplein is complex. Het vereist, naast kennis van spellen en regels, ook kennis van sociale hiërarchie, pedagogiek en de vaardigheden om hiermee om te gaan. Daarnaast de vaardigheid van het leren kijken naar het beweeg- en speelgedrag op het plein. We onderscheiden drie niveaus van begeleiden:
- enthousiasmeren of aanmoedigen
- meespelen
- begeleiden
1. Enthousiasmeren of aanmoedigen
De rol die wellicht wel het dichtste bij eenieder ligt die met kinderen werkt. Het enthousiasmeren om in beweging te komen én in beweging te blijven. Een compliment geven, laten weten dat je de leerling ziet. In spel een individu of een team aanmoedigen, als het goed gaat, maar ook als het even tegenzit. Deze rol kan iedereen vervullen zonder materiaal, zonder kennis van spelregels, zonder mee te hoeven spelen. Wat hier wel voor nodig is: tijd en ruimte. Zorg dus voor een verdeling van het plein. Niet een gedeelte om toezicht of pleinwacht te houden, maar om daadwerkelijk in deze rol te komen. Een voorwaarde is dat er voldoende begeleiders op het plein zijn.
2. Meespelen
Begeleiders die meespelen en activiteiten initiëren op het schoolplein, zetten meer kinderen in beweging. Daarnaast is het een kans om aan de relatie te werken tussen bijvoorbeeld de leerkracht en leerling door samen te spelen en te bewegen.
Meespelen van de begeleider vinden de meeste kinderen fantastisch. Als leerkracht met een lang springtouw op het plein gaat staan en daarmee, samen met een leerling, begint te draaien, dan staan er al gauw een flink aantal kinderen omheen. De initiërende rol van de begeleider is zeer belangrijk. Vooral voor de wat minder vaardige leerling, of de leerling zonder zelfvertrouwen. Die denkt: de begeleider staat erbij, dit gaat goedkomen!
Meespelen geeft de begeleider ook de mogelijkheid om het spel te beïnvloeden. Uiteraard vraagt dit een bepaalde mate van kennis van het spel en vaardigheid om het te spelen. Maar de begeleider kan juist even dat ene kind aanspelen, het tempo er even uit halen, of juiste die ene leerling in staat stellen om een doelpunt te maken. Ook kan er vanuit het spel de rol van spelbegeleider of scheidsrechter gemakkelijk worden opgenomen. Op het moment dat er een stevige hiërarchie is, of als men zelfs spreekt van een straatcultuur, zorgt een hoge eigen vaardigheid ook voor status. Die status kan dan ingezet worden om het spel op een positieve manier te beïnvloeden.

3. Begeleiden
De grootste invloed die de begeleider heeft op het verloop van een activiteit of spel op het schoolplein is als deze actief begeleid wordt. Kennis van de activiteit en van de leerlingen die de activiteit spelen is hierbij een meerwaarde. Een activiteit begeleiden start met de vraag: kunnen alle kinderen meedoen?
De begeleider van een activiteit moet zorgen voor veiligheid. Dus niet te veel spelers op een te kleine ruimte en zorgen voor de mogelijkheid van ander spel als er kinderen niet mee willen of kunnen doen. Als het spel eenmaal ‘loopt’ kijkt de begeleider goed naar het spel en stelt daarbij de volgende vragen: Hoeveel spelers zijn er daadwerkelijk actief? Lukt het spel? (Lukt het samenspelen, wordt er aangevallen, lukt het scoren.) Is er de mogelijkheid om langdurig actief in het spel mee te doen? Of is er een mogelijkheid om snel terug te keren als de speler ‘uit’ is?
Als laatste checkt de begeleider of er sprake is van een fijne, veilige sfeer; Is er geen sprake van dominantie? Of benadrukken van dominantie door spelers? Is er geen sprake van geniepigheid? Is er geen sprake van uitsluiting? Door als begeleider telkens deze checkvragen te stellen kan het spel of de activiteit worden aangepast, zodat alle kinderen kunnen meedoen én uitgedaagd kunnen worden.
Valkuil van de verantwoordelijkheid
Leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor het succesvol laten verlopen van de activiteit. Maar dit moeten ze wel leren. Te vaak verwachten leerkrachten dat de leerlingen dit zelf ‘moeten’ kunnen, zonder de juiste omgeving te creëren. De valkuil van de begeleider is dat hij gemakkelijk in de rol van scheidsrechter wordt geduwd, en daarmee verantwoordelijk is voor het verloop van het spel. Kijk dus uit met het introduceren van te veel regels! Bij elke regel die geïntroduceerd wordt, is er iemand die hem moet naleven.
Op het moment dat de begeleider echt in de begeleidende rol wil blijven, maak dan liever een aanpassing in organisatie. Speel op meerdere kleine velden, waar meerdere variaties van het spel gespeeld kunnen worden.
Tot slot
Vaak spelen leerlingen met verschillende vaardigheden, interesses en leeftijden op één plein of in één activiteit. Aan de begeleider van het schoolplein de taak om hiermee om te gaan. Dit vraagt een ongelijke behandeling. Op het moment dat alle kinderen gelijk behandeld worden, blijft er een dominantie van vaardige spelers. Hiermee ontstaat een competitieve omgeving waardoor het sociaal onveilig wordt en er uitsluiting kan plaatsvinden. Op het moment dat de begeleider ongelijk gaat behandelen krijgt iedere deelnemer zijn of haar uitdaging. Daarmee ontstaat er een coöperatieve omgeving. Hierdoor is de kans groot dat er een sociaal veilig klimaat ontstaat waarin alle kinderen kunnen meedoen. De rol van de begeleider, in welke vorm dan ook, is hierin cruciaal!
